De afbeeldingen in 

"Vanaf de Groshansstraat" 

Johann Riper - Everardus Wessels
Corry Wessels - De Gruyter
Dorus Riper - Kroon - Nootdorpstraat
Annie Otten Wessels - Anneke Riper - drogisterij De Panter - Vlaggemanstraat - Schieweg
Groshansstraat - Riper
Groshansstraat - Riper
Lijnbaan - wederopbouw Rotterdam - 1958
Bruijnstraat Rotterdam - Antonius Abtschool
Jan Kruijffstraat Rotterdam - Antonius Abtkerk
HBU Hollandsche Bank-Unie Rotterdam - Erasmushuis Desiderius Erasmus
Karin de Wit - Karin Birgitte Riper-de Wit

Voorwoord


“Alles wat in ons leven reeds voorbij is, hoort toe aan de dood.” Dit intrige­rende citaat komt van de Romeinse filosoof Seneca, die rond het begin van onze jaartelling leefde. Maar dat kan dan wel zo zijn; totdat jij zelf de geest geeft leeft dat alles nog wel voort in je geheu­gen. Belangrijker vind ik het wat er daarna mee gebeurt. Al je kennis, geheimen, herinneringen, zorgen, noem maar op, waar blijven die dan? Neem je ze ergens mee naartoe, naar ergens ‘daar­boven’ of zo? Of is alles wat je in je leven hebt opgeslagen in die grijze massa dan alsnog helemaal foetsie, voorgoed weg, dood? Ik ver­onderstel het laatste. Daar wilde ik wat aan doen.

   In 2013, toen ik gestopt was met werken, nam ik me voor om mijn herinneringen te gaan opschrijven. Ik zou zeeën van tijd krijgen, schreef graag en wist uit ervaring, dat als je over iets schrijft, er weer allemaal details naar boven komen. Zo zouden ook die herinne­rin­gen uit mijn verre verleden weer opgefrist worden en gaan leven. Dat leek me fascinerend en bovendien een goede vorm van hersen­gymnastiek.

   Toen mijn Karin in 2015 overleed en ik besefte, dat ook alles wat zich in haar hoofd had afgespeeld gedurende haar leven, plotseling verdwenen was en ik haar nooit meer zou kunnen vragen hoe iets ook alweer zat – zij had ook zo’n goed geheugen en was mijn favoriete vraagbaak – nam de behoefte toe om de dingen in mijn hoofd, voor zover dat mogelijk is, “over te schrijven”. Een back-up te maken van mijn herinneringen. Daar had ik eerder ook al over nagedacht, toen mijn ouders net overleden waren; menigeen zal het herken­nen: die wisten zó ontzettend veel…

   Mijn wortels liggen in Rotterdam; mijn voorouders woon­den er al eeuwen. Zelf heb ik er tot mijn dertigste jaar gewoond, tot 1985. Ik ben er ook getrouwd. Op den duur ben ik met Karin naar Capelle aan den IJssel verhuisd, dat tegen Rotterdam aanschurkt. In Rotterdam liggen mijn meeste herinneringen en ik beschouw het nog steeds als mijn stad.

   Dit boekje over “zomaar een Rotterdammer”, geboren in de jaren ’50 van de 20e eeuw, is geen compleet levensverhaal. Het zijn happen, flar­den, opgeschreven in een periode waar­in mijn verleden een stuk langer was dan mijn toekomst. Behalve deze herinneringen, heb ik een en­­ke­le maal een pijnlijke recente gebeurtenis “van me af ge­schreven”, als thera­pie – ik zou je willen aanraden dat ook te proberen, mocht iets dergelijks onverhoopt op je pad komen. Ik heb het natuurlijk over het overlijden van mijn Karin. Dat was in 2015, maar opgeschreven toen het nog heel vers was en nu let­terlijk zo in het boekje opgenomen, zodat mijn emoties van dat mo­ment het best overkomen.

   Voordat ik begin met mijn prille jeugd in de Groshansstraat, besteed ik aandacht aan mijn Rotterdamse voor­ou­ders, een resultaat van het vele familieonderzoek dat ik vroeger sa­men met Karin zo graag deed.

 

Het schrijven heb ik ervaren als een plezierig tijdverdrijf en soms dus als therapie. Hopelijk heb ik er ook een tijdsbeeld mee geconserveerd tot nut en vermaak van volgende generaties. Ik hoop van harte dat je het met plezier zult lezen. Heb je het uit? Geef het dan door aan iemand anders of bewaar het in je boekenkast; nog steeds de veiligste back-up!

 

John Riper

Najaar 2021





“Het is zo’n waanzinnig leuk te lezen tijdsbeeld. Aan te bevelen”

Conny Reijngoudt